Wat zijn koolhydraten?
Technisch gezien, zijn koolhydraten chemische verbindingen van koolstof- (C), waterstof- (H) en zuurstofatomen (O), die twee keer zoveel waterstof als koolstof bevatten. Van daar de naam kool-hydraat (C+H)
In de context van voeding, is een koolhydraat het makkelijkst te omschrijven als een suiker of een keten van suikers. Koolhydraten leveren ons lichaam energie in de vorm van glucose. 1 gram koolhydraten levert 4 kcal aan energie
Koolhydraten noemen we ook wel sachariden. Simpele koolhydraten omvatten de monosachariden en disachariden
Monosachariden (enkele suikers)
- Glucose (druivensuiker/dextrose)
- Fructose (fruitsuiker)
- Galactose (als onderdeel van lactose)
- Ribose
Disachariden (twee suikers)
- Lactose (melksuiker)
- Maltose (moutsuiker)
- Sucrose (tafelsuiker)
Complexe, ook wel langzame koolhydraten genoemd, hebben 3-9 suikers en omvatten de oligosachariden (oligo=weinig) en polysachariden (poly=veel), met ≥ 10 suikers.
Oligosachariden
- Galacto-oligosacharide in melk
- Raffinose en Stachyose in bonen
- Verbascose en Ajugose in peulvruchten
- Kestose in uien
- Melizitose in honingdauw
Polysachariden
- Zetmeel (in granen, aardappelen, peulen, groenten, fruit)
- Amylose (ca. 20% in bovenstaande zetmeelbronnen)
- Amylopectinen
- Glycogeen: De vorm waarin koolhydraten in ons lichaam worden opgeslagen, in de lever en in je skeletspieren.
Vezels behoren ook tot de complexe koolhydraten, maar daarover later meer.